Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Om al de boosheid der kinderen Israels en der kinderen van Juda, die zij gedaan hebben om Mij te vertoornen, zij, hun koningen, hun vorsten, hun priesteren, en hun profeten, en de [51]mannen van Juda, en de inwoners van Jeruzalem; 51. Hebreeuws, man; gelijk boven hfdst.4 vs.3.